Google Tag Manager
Tot 2012 was voor het plaatsen van ieder script een developer nodig. Deze extra stap in het proces kostte meer tijd. Om de workflow te versnellen heeft Google op 1 oktober 2012 Tag Manager geïntroduceerd. Voortaan heb je nog maar één script nodig van Google Tag Manager (GTM), die alle andere scripts inlaadt. Een soort trechter voor alle scripts dus. Een marketeer kan dit vervolgens makkelijk zelf beheren door in GTM naar wens script tags toe te voegen.
Super handig! Maar… niet zonder risico. Het technologie landschap is inmiddels weer veranderd en er zijn steeds meer redenen om deze aanpak in twijfel te trekken. Zoals een groeiend aantal nadelen omtrent performance, privacy en gebruiksvriendelijkheid. Want wat doet een script eigenlijk, zodra je het op een pagina plaatst?
Hoe werkt een script?
Een script wordt meestal geplaatst door gebruik te maken van de externe bron van de betreffende tool, zoals:
<script src="https://service.company.com/script.js" async></script>
In het bestand script.js kan vervolgens alles gebeuren wat het externe bedrijf wil, bijvoorbeeld:
- data verzamelen over gebruik van de website;
- aanpassingen maken in de website (zoals voor een A/B-test);
- extra functionaliteit toevoegen aan de website;
- of content tonen/verbergen op basis van het gedrag van de gebruiker.
Het bedrijf kan eigenlijk alles doen wat je maar technisch mogelijk is. Dit heeft wél technische gevolgen voor de website, voornamelijk op deze 3 manieren:
- het script moet geladen worden
- het script moet geïnterpreteerd worden
- het script moet uitgevoerd worden
Het heeft dus impact op de performance (de laadtijd) van de pagina. Dit is voor alle type resources het geval, ook voor CSS en afbeeldingen (IMG), maar JavaScript (JS) heeft veruit de meeste impact. Veel meer dan bijvoorbeeld een afbeelding van dezelfde grootte in KB’s.